Vrijdag 25 juli vertrekken we iets later uit Öregrund en gezien de zuidenwind moeten we het eerste stuk tussen de eilanden Gräsö en Söderö wel motoren. Als we echter op open zee komen kunnen we heerlijk zeilen, bijna tot op het ankerplekje in een inham van het eiland Ekerö.
’s Nachts om half vier, als ik even wakker ben, zie ik vanuit de kuip zo’n prachtig mooie lucht, dat ik mijn kamera even pak en een paar plaatjes schiet. Hetzelfde plaatje dat ik de volgende morgen maak is eigenlijk niet erg bijzonder.
Zaterdag zeilen we van Ekerö naar Degerö. We slaan Mariehamn over, we zijn er al eens geweest en hoeven geen tweede keer. Een ankerplekje is een stuk fijner dan zo’n volle stadshaven. Onderweg komen we meerdere veerboten tegen, waarvan we, op het stukje van Rotham tot Degerö, een tweetal bijna kunnen aanraken. Te laat herinner ik me dat deze jongens een open Wifi hebben en hoewel ik in het passeren nog net kan inloggen lukt het niet om mijn mail nog snel even te updaten.
Tussen Degerö en Flisö vinden we opnieuw een prachtig mooi ankerplekje. Op de kust zijn zoals bijna overal weer een paar huisjes te vinden. Het lijkt bijna onmogelijk om een lege kust te vinden in deze Scandinavische landen.
Letterlijk overal zijn huisjes, steigertjes en boten. Ook hier weer, hoewel er geen activiteit is op de steigers en bij de huisjes. Later komen een Fin en een Duitser ons gezelschap houden. Ze ankeren echter ver verwijderd en zeker te ver om een praatje te kunnen maken.
Ik probeer met de rubberboot nog even aan land te gaan. Dat lukt slechts gedeeltelijk, want waar geen mensen komen is het land vrijwel onbegaanbaar. Op het vasteland van Flisö gaat het nog enigszins, maar op een van de eilandjes waar ik naartoe roei probeer ik het niet eens. Het gras en andere begroeiing is te hoog.