Thuisreis : Kristiansand – NL
Kristiansand – Lillesand(ankeren) – Arendal – Kragerö
Periode: 15 – 17 juli 1996
Afstanden: 24 zm / 19 zm / 35 zm
We varen het traject langs de Noorse oostkust in noord-oostelijke richting. Tussen Kristiansand en Lillesand kiezen we voor Blindleia, een een prachtige route tussen rotseilandjes door waar het vooral in het begin soms behoorlijk smal is. Af en toe in moeten we inhouden omdat er niet gepasseerd kan worden. Als er meer tijd was geweest, hadden we hier graag wat langer willen blijven, maar we moeten verder. We doen wat boodschappen in Lillesand en verkassen daarna naar een ankerplaatsje waar we overnachten. Dinsdag vertrekken we pas om 12:00, maar erg ver varen we niet want om 4 uur in de middag liggen we alweer in de jachthaven Arendal. Het weer zit die dag mee want we kunnen redelijk goed zeilen met een zuidwestelijke wind van 5 Bf. Het enige dat ons af en toe wat tegen zit zijn de eilandjes die de richting van de wind wat verstoren. Woensdag varen we verder naar Kragerø, het prachtige stadje met de mooie witte huizen, zoals dat het beste vanuit de zee kan worden gezien.
De oversteek van het Skagerrak en de tocht door Denemarken
Kragerø – Skagen (Dk) – Grenå – Bogense – Dyvig – Holtenau
Periode: 18 – 22 juli 1996
Afstanden: 89 zm / 90 zm / 66 zm / 60 zm / 54 zm
Op donderdag 18 juli vertrekken we ’s morgens al om half zes en na de eerste 5 mijl tussen de rotseilandjes door beginnen we aan de oversteek van het Skagerrak. We treffen het met de noordoostenwind van rond de 20 knopen. Onderweg bewijst de autohelm met weinig aangename geluiden opnieuw dat het ding niet geschikt is voor langdurig gebruik. Terwijl Hilda de helmstok bedient, demonteer ik het apparaat en zie dat één van de tandwieltjes in de aandrijving van de pushrod behoorlijk is beschadigd. Met een nagelvijltje kan ik het tandwieltje weer enigszins herstellen en bovendien kan ik het verwisselen met een ander tandwieltje waar de krachten aanzienlijk kleiner zijn. Nadat het geheel weer is gemonteerd hebben we weer een werkende Autohelm. Gedurende de oversteek op open zee halen we een gemiddelde van 6,6 knopen. We hoeven in het logboek slechts een uurtje te noteren voor motorgebruik. Al redelijk vroeg, om zes uur ’s middags, ronden we de punt van Jutland bij Skagen en ruim een uurtje later liggen we vast in de jachthaven. Mooi op tijd voor een wandelingetje en een lange avond in de kuip.
Zo’n mooie wind als we hadden tijdens de oversteek, zo slecht is het de volgende tocht naar Grenå. Het is zo goed asl windstil en we motoren de hele dag. We vertrekken globaal op dezelfde tijd, zijn direct op het open water, maar hoewel we dezelfde afstand moeten varen dan gisteren, zijn we pas om twee uur ’s nachts in Grenå. We zijn hier tijdens onze Waarschip periode eerder geweest en maken vast in de Sydhaven
’s Morgens als we om 8 uur al weer vertrekken, ontdekken we dat er een nieuwe jachthaven is. We hadden echter geen recente almanak en maken een notitie dat we daar een volgende keer een kijkje gaan nemen. De tocht naar Bogense verloopt op dezelfde wijze als de vorige dag. Opnieuw met een zeer zwakke zuidelijke wind is de motor de enige bron van voortstuwing. De tocht leidt langs het vasteland van Jutland, met later het eiland Hjelm over bakboord. Als we vervolgens ten westen van Samsø en Endelave langs varen hebben we nog anderhalf uur de mogelijkheid om hoog aan de wind te zeilen. Dat is later jammer genoeg weer voorbij en de motor brengt ons verder naar Bogense waar we om kwart voor tien ’s avonds vastmaken.
De Lille Bælt kan een waar genoegen zijn om te zeilen. De Oostzee doet echter zijn reputatie weer alle eer aan als we de volgende tocht naar Dyvig op het eiland Als maken. Er is opnieuw geen wind te vinden en deze dag komen de zeilen niet omhoog. We hebben 49,5 mijl af te leggen, maar als we in Dyvig zijn hebben we 60 mijl op de teller staan. We hadden al geconstateerd dat we in de Kleine Belt de stroom nogal tegen hadden, dus is het geen verrassing. In Dyvig zien we een jachthaven die we ons van 1980 niet meer herinneren. Hoewel we ons erop hadden ingesteld te moeten ankeren, kiezen we voor een plaatsje langs de steiger. Gezien het al late tijdstip en de vele uren varen van de afgelopen dagen is het ook wel zo comfortabel.
De volgende morgen om half acht zijn we al weer vroeg op het water. In Sonderborg hebben we bijzonder veel geluk als de brug juist opengaat als we aan komen varen. Na de brug leggen we even aan om wat boodschappen te doen en daarna gaat het door naar Holtenau waar we om half acht ’s avonds aankomen. De helft van de tijd hebben we gelukkig kunnen zeilen.
Het laatste deel van de reis: van Holtenau naar Makkum .
Holtenau – Makkum
Periode: 23 – 25 juli 1996
Afstand : 288 zm
De reis van Holtenau naar Makkum onderbreken we nergens. De wachttijd voor de sluis in Holtenau kan tamelijk kort zijn als van te voren de marifoon in de haven bij staat. Als we de wachtende jachten zien opvaren en de oproep van de sluiswachter horen zijn we tijdig genoeg om nog naar binnen te varen. Voor het Noordoostzeekanaal hebben we de gebruikelijke 10 uur nodig. In Brunsbuttel hebben we geluk, want het kost nauwelijks een half uur om door de sluis te komen en om 19:00 uur zijn we op de Elbe. De eerste 40 mijl tot de groene Elbe 1 kost ons 6,5 uur. Vooral het eerste stuk naar Cuxhaven hebben we de stroom nog tegen, maar daarna gaat het vlot, althans zolang we op de Elbe zijn en de stroom ons meehelpt. Hierna is het, zoals we meestal mee maken op dit stuk, hoog aan de wind varen of kruisen tot aan Vlieland. De wind ruimt van W/SW naar Noord en varieert van 5 Bf in het begin tot tegen de 7 Bf aan het einde. We proberen ergens halverwege, als de westelijke wind en de stroom ons beide tegenwerken, of een uurtje motoren ons misschien vlotter naar het westen brengt. Nadat we in een uur slechts 2,8 mijl zijn opgeschoten besluiten we het traject toch maar zeilend te volbrengen. Het is niet alleen vanwege de snelheid, maar ook vanwege de hoeveelheid brandstof aan boord waarop we dit besluit nemen. Donderdagmorgen om ongeveer 7 uur zijn we in het Stortemelk en 6 uurtjes later liggen we weer op ons vertrouwde plekje bij Bloemsma in Makkum.
We zijn deze reis bijna 5 weken onderweg geweest en hebben 1670 mijl afgelegd.